ECLI:NL:CRVB:2019:37
Afgewezen bijzondere bijstand. Ziekenhuiskosten. Gemoedsbezwaarde. Voorliggende voorziening.
PW art. 15, 16, 35
Voor de ziekenhuiskosten van een gemoedsbezwaarde vormt de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Regeling Zorgverzekering een voorliggende voorziening. De SVB heeft de aanvraag om bijzondere bijstand voor ziekenhuiskosten terecht afgewezen op de grond dat de Zvw voor deze kosten een voorliggende voorziening vormt als bedoeld in artikel 15 van de PW.
ECLI:NL:CRVB:2019:50
Maatregel. Bewijslast. Verklaring. Negatief uitlaten tijdens sollicitatie.
PW art. 9 lid 1a, 18 lid 1, 18 lid 4 onder g
Met de verklaring van het bedrijf waar appellant heeft gesolliciteerd en waarin is vermeld dat appellant zich negatief heeft uitgelaten over de werkzaamheden bij het bedrijf, heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat appellant het verkrijgen van werk heeft belemmerd. Evenmin vormt de uitlating van appellant dat hij was gestuurd in verband met zijn uitkering daarvoor een voldoende onderbouwing. Er bestond voor het college dan ook geen aanleiding om de bijstand bij wijze van maatregel te verlagen met 100% gedurende een maand.
ECLI:NL:CRVB:2019:102
Herziening. Te hoge toeslag. Rechtszekerheidsbeginsel.
PW art. 54 lid 3 tweede volzin, 58 lid 2 onder a
Appellante heeft het college bij aanvraag om bijstand correct geïnformeerd over de inkomsten van haar inwonende, meerderjarige dochter. Appellante heeft niet hoeven te begrijpen dat haar in verband met deze inkomsten een te hoge toeslag, namelijk 20% in plaats van 10%, op de bijstand werd verleend. Het rechtszekerheidsbeginsel staat in dit geval in de weg aan een herziening van de toeslag naar 10%.
ECLI:NL:CRVB:2019:338
Niet wonen op uitkeringsadres. Onderzoeksbevoegdheid. Verrichten van waarnemingen. Geen stelselmatige observaties. Geen onrechtmatig verkregen bewijs. Boete. Fictieve draagkracht.
PW art. 17 lid 1, 53a lid 6, 54 lid 3, 58 lid 1; EVRM art. 8
Voor de 80 kortdurende waarnemingen over in totaal 9 weken, verricht vanaf de openbare weg op de toegangsdeur van de woning en op de aanwezigheid van de auto, vormt artikel 53a lid 6 van de PW in dit geval een toereikende grondslag. Er bestaat ten aanzien van de boete geen reden bij fictieve draagkracht uit te gaan van een lager inkomen dan een inkomen op bijstandsniveau.
ECLI:NL:CRVB:2019:340
Verzwegen huren safeloket bij bank. Geen duidelijkheid over waarde inhoud safeloket. Aanvullend recht niet aannemelijk gemaakt. Schending medewerkingsverplichting. Safeloket tegen afspraken in zelf openen.
PW art. 17 lid 1, 17 lid 2, 54 lid 3, 58 lid 1
Indien geen melding is gemaakt van een bij de bank gehuurd safeloket en de waarde van de inhoud is door betrokkene niet aannemelijk gemaakt, vormt dat een grond voor intrekking en terugvordering van de bijstand omdat het recht niet is vast te stellen. Het weigeren om het safeloket in het bijzijn van medewerkers van het college te openen en de inhoud te laten zien, betreft schending van de medewerkingsverplichting.
ECLI:NL:CRVB:2019:430
Vergoeden kosten bezwaar. Voor intrekkingsbesluit geen grondslag. Terugvordering bij achteraf verkregen middelen. Schadevergoeding in verband met ongeval. Peildatum. Vermogen.
Awb art. 7:11, 7:15 lid 2; PW art. 58 lid 2 f1
Het tijdens de bezwaarprocedure genomen besluit tot intrekken van het besluit tot intrekken van de bijstand op de grond dat hiervoor geen bevoegdheid was gelet op de van toepassing zijnde zelfstandige terugvorderingsgrond betreft geen louter formeel gebrek zodat kosten van bezwaar voor vergoeding in aanmerking komen.
Bij aanspraak op middelen in verband met een schade-uitkering na een ongeval wordt een lumpsum schadevergoeding als vermogen vanaf de datum van de bijstandsverlening in zijn geheel in aanmerking genomen nu de ingangsdatum van de bijstandsverlening ligt na de datum van het ongeval.
ECLI:NL:CRVB:2019:433
Verzwegen onroerend goed. Terugvordering over 12 jaar. Onevenwichtig. Overschrijding vermogensgrens. Geen relatief korte periode.
PW art. 58 lid 1
De periode van meer dan 12 jaar waarop de terugvordering ziet, is in grote mate onevenwichtig aan de periode waarover geen recht op bijstand bestond indien wel was voldaan aan de inlichtingenverplichting, ook al was dit geen relatief korte periode.
ECLI:NL:CRVB:2019:480 (met persbericht)
Maatregel. Opleiding tot asbestverwijderaar. Voorziening tot arbeidsinschakeling. Weigering afscheren baard. Inbreuk op vrijheid godsdienst.
PW art. 18 lid 4h, 18 lid 5, 18 lid 9; EVRM art. 9
De inbreuk op het recht op vrijheid van godsdienst in verband met het verbod op het dragen van een baard bij de opleiding Deskundige Asbestverwijderaar en met de oplegging van een maatregel toen appellant weigerde deze opleiding te gaan volgen, levert geen schending op van de vrijheid op godsdienst, als bedoeld in artikel 9 van het EVRM.
ECLI:NL:CRVB:2019:481 (met persbericht)
Maatregel. Weigering om op vrijdagmiddag te werken in verband met moskeebezoek. Weigering zaterdagmiddag te werken in verband met omgangsregeling minderjarige kinderen. Inbreuk recht van godsdienstvrijheid. Inbreuk recht op gezinsleven. Niet noodzakelijke inbreuk
PW art. 18 lid 4h, 18 lid 5, 18 lid 9; EVRM art. 8, 9
De opgelegde verplichting om in het kader van een werkstage op vrijdagmiddag en op zaterdagmiddag te werken, waardoor appellant de moskee niet kon bezoeken respectievelijk de omgangsregeling met zijn kinderen niet kon nakomen, vormt een inbreuk op het recht op godsdienstvrijheid respectievelijk op het recht op gezinsleven. Deze inbreuk was niet noodzakelijk omdat inroostering van de werkzaamheden in de winkel op andere dagen mogelijk was.
ECLI:NL:CRVB:2019:529
Verzoek om kwijtschelding. Einduitspraak na tussenuitspraak. Gebrek niet hersteld. Beleid. Dringende redenen.
WWB art. 58 lid 1a
In het licht van alle in het beleid genoemde uitgangspunten, heeft het college onvoldoende gemotiveerd waarom het in dit geval geen aanleiding heeft gezien om op grond van dringende redenen het resterende gedeelte van de terugvordering kwijt te schelden. De Raad voorziet zelf en bepaalt dat de resterende vordering wordt kwijtgescholden.
ECLI:NL:CRVB:2019:541
Niet gehandhaafd boetebesluit. Grondslag voor intrekking en terugvordering. Periode intrekking na ontmanteling.
PW art. 17 lid 1, 18a, 54 lid 3, 58 lid 1
Het enkele feit dat het college het boetebesluit niet heeft gehandhaafd omdat er geen benadelingsbedrag is als bedoeld in artikel 18a van de PW, betekent niet dat er geen grondslag is voor de intrekking en terugvordering van bijstand in verband met betrokkenheid bij een hennepkwekerij. In dit geval strekt de intrekking van de bijstand zich ook uit over een periode na de ontmanteling van de hennepkwekerij.
ECLI:NL:CRVB:2019:570
Verlaging bijstand. Bijstand in vorm lening. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Afstand doen van vermogen. Saldo op en/of rekening.
PW art. 18 lid 2, 34, 48 lid 2b
Met het opgeven van de en/of rekening met zijn moeder heeft appellant zelf zijn vermogen prijsgegeven waarmee hij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid van bestaan heeft betoond. Dat het prijsgegeven vermogen toebehoorde aan de moeder van appellant maakt dit niet anders.