ECLI:NL:CRVB:2020:3517
Bijstand ter hoogte van 50% van de gehuwdennorm. Niet-rechthebbende partner. Niet duurzaam gescheiden leven. Afstemming ten onrechte niet onderzocht. Afstemming geen bevoegdheid maar verplichting.
PW art. 18 lid 1
Appellant heeft een niet-rechthebbende echtgenote die woont in het buitenland. Het college heeft appellant voor de toepassing van de PW terecht als gehuwd aangemerkt omdat appellant niet duurzaam gescheiden van zijn echtgenote woont. Op grond van artikel 24 van de PW komt appellant bijstand toe naar de hoogte van 50% van de gehuwdennorm. De situatie van appellant had voor het college aanleiding moeten zijn om zelfstandig te beoordelen of de bijstand met toepassing van artikel 18, eerste lid, van de PW had moeten worden afgestemd. Door een volledig onderzoek naar de inkomsten en uitgaven van appellant achterwege te laten heeft het college niet kunnen vaststellen of de 50% norm leidt tot een voor appellant financieel schrijnende situatie. Afstemming van bijstand is geen bevoegdheid maar een verplichting.
ECLI:NL:CRVB:2020:3402
Schending arbeidsverplichting. Net meewerken onderzoek arbeidsmogelijkheden. Bevoegdheid opleggen maatregel.
PW art. 18 lid 2; Verordening maatregelen en handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ
Niet in geschil is dat appellante op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW verplicht was om mee te werken aan een onderzoek naar haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en om in verband daarmee gehoor te geven aan een uitnodiging voor een gesprek. Appellante is verwijtbaar niet verschenen op de oproepen. Het college heeft zich terecht op grond van artikel 18, tweede lid, van de PW bevoegd geacht om een maatregel op te leggen overeenkomstig de Verordening. Er was geen aanleiding om op grond van de Verordening de maatregel te matigen of van de maatregel af te zien.
ECLI:NL:CRVB:2020:3437
Boete. Meerdere feiten langdurig verzwegen. Beschouwd in onderlinge samenhang. Grove schuld aangetoond. Geen actuele financiële gegevens. Geen matiging.
PW art. 18a, Boetebesluit art 2a lid 3 aanhef en onder b
Het college heeft aangetoond dat appellant zijn inlichtingenverplichting niet is nagekomen ten aanzien van de op geld te waarderen werkzaamheden als dj, van de kasstortingen op de niet gemelde bankrekening en van de verkoopactiviteiten van tickets. Tevens heeft het college aangetoond dat appellant een ernstige, aan opzet grenzende mate van nalatigheid is te verwijten waardoor hij ten onrechte bijstand heeft ontvangen. Appellant heeft in meerdere opzichten langdurig de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden verzwegen die elk op zichzelf normale verwijtbaarheid opleveren. Op grond van het Boetebesluit is sprake van een samenloop van omstandigheden die in onderlinge samenhang beschouwd leiden tot grove schuld. Appellant heeft geen financiële gegevens verstrekt zodat op die grond de boete niet kan worden gematigd.
ECLI:NL:CRVB:2020:3443
Intrekken en terugvorderen bijstand. Niet gemeld bezit van een motor. Waardevaststelling.
PW art. 34
Appellant heeft van het bezit van een Harley Davidson motor geen melding gemaakt. De waarde van de motor lag ruim boven de toepasselijke vermogensgrens. De taxatie van de motor door het college wordt niet volledig gevolgd. Deze waarde is vast te stellen aan de hand van vergelijkbare te koop aangeboden motoren. De bij de taxatie in aanmerking genomen motoren waren niet allen geheel vergelijkbaar. Dit betekent dat de terugvordering van bijstand te hoog is vastgesteld.
ECLI:NL:CRVB:2020:3405
Hoogte verleende woonkostentoeslag. Geen kennelijk ongegrond bezwaar. Bijdragen aan Vve. Beleid.
PW art. 35
Het college heeft het bezwaar ten onrechte kennelijk ongegrond geacht zodat ten onrechte is afgezien van een hoorzitting. De maandelijks te betalen bijdragen aan de Vve blijven buiten de te berekenen hoogte van de woonkostentoeslag. Het beleid, op grond waarvan bijzondere bijstand mogelijk is voor kosten van groot onderhoud, is hier niet van toepassing nu de kas van Vve geen reservering voor groot onderhoud bevat.
ECLI:NL:CRVB:2021:6
Ten onrechte afgewezen aanvraag. Grondslag onduidelijke financiële situatie houdt geen stand. Geen aanknopingspunten voor onbekende geldstroom.
PW art. 43
De aanvraag na de intrekking van bijstand in verband met het niet melden van een hennepkwekerij in de woning van appellant is ten onrechte afgewezen. De grondslag dat de gegevens over de financiering van de hennepkwekerij in dit geval van belang waren voor de beoordeling van het recht op bijstand houdt geen stand.Er is geen aanknopingspunt voor een onbekende geldstroom. Dat de gestelde leningen en schulden aan een derde in de maand van de melding om bijstand niet verifieerbaar zijn, betekent niet dat de financiële situatie van appellant onduidelijk is.
ECLI:NL:CRVB:2020:3387
Afgewezen verzoek kwijtschelding. Bevoegdheidsgrondslag. Oude, onder de Abw, ontstane terugvorderingen wegens schending van de inlichtingenverplichting. Overgangsrecht. Beleid “Fraude mag niet lonen", Nul-beleid, is kennelijk onredelijk, ook voor oude terugvorderingen.
PW art. 58 lid 7; WWB artikel 58; Beleidsregels 2015
De afwijzing van het verzoek om kwijtschelding is ten onrechte gebaseerd op artikel 58 van de PW. Voor een in 1997, onder de Abw, ontstane vordering, vormt artikel 58 van de WWB de bevoegdheidsgrondslag. Een beleidsregel, die toepassing van een bij wet geregelde begunstigende bevoegdheid volledig uitsluit, kan de toets van een redelijke beleidsbepaling niet doorstaan. Ook de verplichte terugvordering bij schending van de inlichtingenverplichting kan dit zo te noemen “nul" beleid niet rechtvaardigen. Per 1 januari 2013 is met de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving een gebonden terugvordering bij schending van de inlichtingenverplichting ingevoerd maar ook een discretionaire bevoegdheid tot -onder voorwaarden - kwijtschelding van die terugvorderingen. Dit houdt een begunstiging in ten opzichte van de voorheen in vaste rechtspraak niet-onredelijk geoordeelde beleid dat behoudens dringende redenen geen kwijtschelding van die terugvorderingen wordt verleend. De schuldenaren van oude terugvorderingen behoren op dit punt niet van die begunstiging te worden uitgesloten vanwege toepassing van het overgangsrecht van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving dat hen beoogt te beschermen.